Met Christiane Blattmann, Ryan Cullen, Antonia Phoebe Brown, Rob Birza en Hadrien Gerenton.
De nieuwe galerieruimte gaat van start met een groepstentoonstelling in samenwerking met kunstenaar Hadrien Gerenton. Hoewel de praktijken van de geselecteerde kunstenaars sterk lijken te verschillen, is een rode draad de behandeling van hun onderwerpen. We zien gemeenschappelijke thema’s als het antropoceen, de menselijke psychologie en sociologische vraagstukken die met zorg, maar met afstand worden behandeld. Deze onderwerpen worden vaak dankbaar gebruikt voor activistische strategieën, maar de geselecteerde kunstenaars benaderen het met een contemplatieve benadering, als bronmateriaal voor de persoonlijkheid van hun eigen oeuvre.
De sculpturale werken van Antonia Phoebe Brown brengen door hun kronkelige contouren en transparantie zowel kwetsbaarheid als kracht over. Met gelaagde stoffen en papier die tussen metalen vormen hangen, geeft ze haar werken een etherische kwaliteit. Haar interesse in de sociale en symbolische betekenis van bloemen wordt benadrukt door het gebruik van natuurlijke pigmenten om de materialen te verven. Met haar werk verkent Brown de beweging en overdracht van planten als bedoelde handelingen van dislocatie, evenals hun culturele geschiedenis als genezing, vruchtbaarheid en bedwelming.
Je zou kunnen zeggen dat veel van Christiane Blattmann’s werk draait om domeinen. Dat kan gaan over de vraag naar binnen versus buiten, over architectuur en haar sociale implicaties, of over kledingstukken, domeinen op zich. Le Berceau, 2021 is zowel een paar schoenen als een paar gebouwen. Door hun plaatsing, hun bijzondere afmetingen en hun details blijft het onduidelijk welke van de twee het is, wat hun gedeelde band met culturele fenomenen, zoals sociale status of persoonlijkheid, benadrukt.
De twee muurstukken, gemaakt van in kaasdoek gegoten siliconen, stellen hun eigen domein in vraag. Hoewel gepresenteerd als schilderijen, opgespannen op een spieraam, zijn het niet, zoals schilderijen, beelden op dragers; aangezien het kaasdoek doortrokken is van de silicone, functioneren ze formeel als wandtapijten. Bovendien; hoewel ze duidelijk figuratief zijn opgezet, overheerst door hun sensuele kwaliteit en herhaalde patronen, hun fysieke functie bijna hun visuele intentie.
Rob Birza is geen kunstenaar van stijl, maar van spanning. In elk van zijn series is het uitgangspunt een spanning; een van decoratie versus kunst, schoonheid versus lelijkheid of tot welk punt iets acceptabel is. De keramische sculptuur die in de tentoonstelling wordt getoond, uit het begin van de jaren 2000, komt uit een serie modellen van fantastische werelden; de serie omvat een dystopisch waterpark, een Griekse dodentempel, en in dit geval schaars geklede vrouwen die een reusachtige rots in de vorm van een pinda beklimmen. Een ander opgenomen werk van Birza is een bewerkt schilderij uit een kringloopwinkel eind jaren tachtig. Door een gevonden schilderij van een scène met honden en vogels te wijzigen door er een abstract patroon overheen te leggen, kan dit heel goed beschouwd worden als een van Birza’s allereerste beschimpingen van de kunstgeschiedenis en haar vele conventies.
Ryan Cullens röntgenfoto’s van verborgen voorwerpen uit beveiligingsapparatuur op luchthavens roepen een gevoel van vernedering op, en benadrukken de vernederende aard van het “totaliserende” imperatief van het kapitalisme. Deze behoefte om ons volledig te kennen is zowel noodzakelijk als onmogelijk, en de nadruk ligt minder op de objecten zelf en meer op onze eigen verhulling als objecten. In het schilderij “Empire” staat een zakenman half ondergedompeld in een zwembad en vertegenwoordigt zowel materiële als symbolische autoriteit. Hun blik confronteert de kijker, terwijl het perspectief kwetsbaarheid suggereert, opkijkend vanuit een ondergedompelde positie. Deze beelden bevinden zich op het kruispunt van beeld en teken/symbool, waardoor een reductie of interpretatie in beide richtingen mogelijk is, hetzij naar symbolische abstractie, hetzij naar specifieke figuratie.
Het recente werk van Hadrien Gerenton wordt gekenmerkt door een uitgebreid vocabulaire van antropomorfe, organische en chemische figuren die zijn uitgegroeid tot een ecosysteem waarin de natuur haar territorium heeft heroverd en de littekens van de menselijke geschiedenis heeft uitgewist. Gerenton maakt gebruik van strategieën uit het surrealisme om fenomenen te verkennen die worden besproken in de geschriften van ecologische en ontologische schrijvers als Graham Harman, Timothy Morton en Donna Haraway. Ingrid Lurquet Gad heeft specifiek gewezen op de resonantie van het werk van Gerenton met de filosofie van Haraway, die het belang van niet-menselijk leven en de onderlinge verbondenheid van alle wezens benadrukt. Zijn werk resoneert in het bijzonder met Haraway’s filosofie van het Chthulucene, een term die zij bedacht om een toekomst te beschrijven waarin mensen en niet-mensen in harmonie kunnen samenleven, met erkenning van de onderlinge afhankelijkheid van alle entiteiten.