Sophie Stiller in gesprek met Suzanne Wallinga
Suzanne Wallinga: Aan de muur zien we een stropdas met de tekst: “my wings unfold like butterflies” — is transformatie belangrijk voor je?
Sophie Stiller: Ik vind het bijzonder hoe we als mens het vermogen hebben om steeds te veranderen en ons aan te passen. Hoe de dingen om ons heen óók altijd in beweging zijn, en hoe dit tegelijkertijd zowel een pijnlijk als een mooi proces is. Ik zie dit als een leerproces, continue ontwikkeling en doorlopende verandering zijn voor mij interessant; je hebt veel stappen nodig om verder te komen.
SW: Je werk bestaat zowel uit gedichten, als uit sculpturen en objecten. Er lijken talige verbanden te bestaan tussen de verschillende elementen.
ST: Ik voel me erg aangetrokken tot geschreven taal, maar vind het ook ingewikkeld om ermee te werken. Het zijn vaak persoonlijke ervaringen die ik via taal probeer invoelbaar te maken. De gedichten schreef ik speciaal voor deze tentoonstelling. Ze zijn verbonden met de sculpturen. Bij het maken van de sculpturen en de objecten begin ik vaak vanuit een gevoel. Wanneer ik schrijf, heb ik vaak een specifiek beeld in gedachten. Zoals toen ik werkte aan het gedicht dat hier aan de muur in de tussenruimte te zien is. Ik dacht aan hoe het zou klinken als we alle hartslagen van alle mensen op aarde tegelijk zouden horen, wanneer we slapen. Als een storm van geluid, een overstroming bijna. Hoe het rondpompen van al dat bloed een golf van eb en vloed is. Soms voelt het alsof ik slaap en niet zie wat er om me heen gebeurt in de wereld, maar dan word ik wakker en hoor ik het geluid van miljoenen voetstappen op de vloer. Alsof alle mensen die op aarde lopen, gezamenlijk een aardbeving veroorzaken.
Sinds een aantal jaren werk ik regelmatig met schoenen of laarzen, ze zijn een terugkerend element in mijn praktijk geworden. Ik vind ze en pas ze aan; bewerk ze, snijd ze open of beschilder ze. Hier zie je laarzen in de ruimte staan, een soort militaire boots. Ze waren ooit bedoeld ter bescherming, maar ik heb de tenen eraf gesneden. Schoenen zijn voor mij een symbool van vrijheid, van beweging en de autonomie om te gaan waar je wil. Een eerder werk bestond uit een stapel met schoenen, deze had een sterke aanwezigheid en riep bij sommige mensen donkere associaties op, gedachten aan bijvoorbeeld Auschwitz. Dit proces kan ik niet controleren, want ik ken de geschiedenissen van de mensen die naar mijn werk kijken niet. Zelf heb ik geen oorlog meegemaakt en ben ik niet in de positie om die ervaring te simuleren. Maar wat er in de wereld gebeurt, resoneert met mij.
Ik begrijp de reacties van de mensen wel. Maar het is een open werk waar de toeschouwer een eigen ervaring bij kan hebben.
In deze tentoonstelling combineer ik laarzen met een metalen ketting op de vloer. Ik heb ze hier liggend in een biddende positie opgesteld. Naast de metalen ketting maakte ik ook een tweede ketting, van keramiek en geverfd met wijn. Ik vond op straat inAmsterdam een ketting van een woonboot, een roestige ketting, die jaren onder water had gelegen. Ik wilde hierna zelf een metalen ketting maken. Maar ik twijfelde. Waarom wilde ik werken met een object dat zo duidelijk is verbonden aan een geschiedenis van geweld? Het is een vrij dominant beeld, de ketting, bijna gewelddadig. Een ketting doet denken aan gevangen zijn, aan slavernij. Maar er zijn uiteindelijk verschillende connotaties mogelijk en dat is interessant. Misschien is het een gebedsketting. Of een ketting van een anker. Juist deze gelaagdheid van interpretaties spreekt mij aan. Ik houd van het spel tussen een vorm van ruwheid van de materialen, de associaties die de beelden oproepen en de ervaring van kwetsbaarheid. De tederheid die weerklinkt in de woorden van de gedichten.
SW: De manier waarop je sculpturen, objecten en taal combineert toont een balans tussen een intuïtieve en een heel precieze manier van werken.
ST: Ik werk met de spanning tussen stabiliteit en fragiliteit. En alles wat hiermee te maken heeft. De objecten, teksten en sculpturen horen bij elkaar, maar staan ook op zichzelf. Ze delen eenzelfde wereld, maar er is veel gaande in één werk. Een ander werk van mij, dat niet te zien is in de tentoonstelling, is een kledingstuk dat aan het plafond hangt, terwijl het op de vloer sleept. Het is naar voren gericht, alsof het tegen het gewicht van de wereld leunt. Sommige mensen denken bij dit werk aan een djellaba, een Marokkaanse jurk. Anderen worden herinnerd aan een Keltisch ritualistisch gewaad. Ik maakte zelf de print en naaide de jurk terwijl ik dacht aan een slaapzak, of misschien een pyjama. Het is een kledingstuk waar je in gevangen zit, maar waar tegelijkertijd een beschermende werking vanuit gaat.
SW: Storytelling lijkt een belangrijke rol te spelen, ben je opgegroeid in een familie van verhalenvertellers?
ST: Ik groeide op in een familie van operazangers. Maar het vertellen van verhalen ontstaat omdat ik graag werk met herkenbare objecten, waar je als toeschouwer vrij direct een associatie bij hebt. Ik speel vervolgens met die momenten van herkenning en verbind verschillende materialen, objecten en manieren van werken om te kijken wat eruit ontstaat. Ik ben hierbij op zoek naar een bepaalde spanning, naar een moment van verrassing. Inspiratie komt voor mij ook vanuit muziek en poëzie. Ik ben geïntrigeerd door het werk van dichters en songwriters die in staat zijn een breed publiek aan te spreken, zoals bijvoorbeeld de Duitse songwriter en muzikant Rio Reiser. Of de manier waarop de achttiende-eeuwse Romantische dichter Karoline von Günderrode emoties weet te beschrijven. Zij had als een van de weinige vrouwelijke dichters die wij kennen uit die periode een unieke positie. Haar directe manier van schrijven is tijdloos. Maar ook het werk van Louise Bourgeois en de manier waarop zij haar persoonlijke verhaal vanuit de verbinding tussen taal en objecten overbrengt, vind ik bewonderenswaardig.
SW: Het gebruik van tijd in je werk is erg interessant. We zien beelden die zich verhouden tot onze herinneringen, maar door de gedichten ontstaat er een verbinding met een andere tijd, je woorden lijken projecties naar de toekomst.
ST: Er spreekt ook een verlangen uit. Je kunt tijd op verschillende manieren ervaren, soms gaat het snel voorbij en soms duurt een moment een eeuwigheid. Soms worstel je om je weg door de tijd te vinden. En soms gaat het vanzelf. Bijvoorbeeld de bank is een intieme plek, maar je kunt je er ook gevangen voelen, afhangende van dat wat er op datmoment in je leven gebeurt. Ik wist al snel dat ik de bank wilde doorzagen. De tekst kwam later, het is een brief aan iemand.
SW: Wat is je wens voor de tentoonstelling?
ST: Ik vind het niet te voorspellen wat er gaat gebeuren, maar ik hoop te leren van de ervaring door gesprekken te hebben met mensen en nieuwe inzichten op te doen.
SW: Tot slot, je maakt opvallend veel gebruik van de vloer?
ST: Dat klopt, ik heb veel werken op de vloer bijeen gebracht, de kettingen, de laarzen, de bank. Dit heeft ook met de storm van kloppende harten te maken; wanneer er onweer is ga je op de vloer liggen. Je zoekt bescherming. Een anker ligt ook op de bodem. Ik was op zoek naar een manier om de werken te gronden.
Suzanne Wallinga is freelance curator