![](https://amsterdamart.com/wp-content/uploads/2023/03/F1A6215low.jpg)
“En wat is een echte gek?
Dat is een man die liever gek wordt, in de sociale betekenis van het woord, dan een hoger idee van menselijke eer te verliezen.”
Antonin Artaud, “Van Gogh, de man die zelfmoord pleegt door de maatschappij” (1947)
“De val van een blad en de val van Satan: het is allemaal hetzelfde.”
Samuel Beckett
Het werk van Sean Mullins getuigt van een ondubbelzinnig geloof in het auratische potentieel van de schilderkunst. Dit geloof evacueert de eindeloze cyclus van crisis en herwaardering van het medium tot een kale distillatie: een man en zijn sporen.
Mullins ontwijkt een gesystematiseerde aanpak en vindt met alle mogelijke middelen geheugensteuntjes uit. In het teken van zelfrepresentatie en de altijd aanwezige figuur van de gekwelde liefde, zijn deze picturale impressies nagelaten uit de afgelopen twee jaar van persoonlijke geschiedenis, samenvallend met de afsluiting van zijn tijd in New Orleans. Het is dan ook niet verwonderlijk dat – hoewel ze de smelt van voorlopige abstractie dragen – hun loyaliteit vooral ligt bij de 19e-eeuwse uitvoering en ethiek; tikkend, glijdend en vlekkend op het doek zoals Degas dat deed tijdens zijn bezoek aan de Bayou in 1872.
Zelfs als deze schilderijen zinspelen op talloze intieme verwikkelingen, is hun visuele darm gehuisvest in de oprechte obsceniteit van het meest macro-wereldbeeld: magie bestaat niet alleen, ze kan ook worden aangeraakt. Kwesties van empathie, gesteund door de geschriften van Edith Stein, doordrenkt met de vlam van Goethe, gevisualiseerd door Munch en Cezanne, zijn vervat in een onwrikbare overtuiging dat taal er niet in slaagt de onverklaarbare gestalte van de menselijke ervaring te leveren. Mullins omzeilt de potentiële mundaniteit van een autofictief project door een kosmische weergave, waarbij hij een steeds ruwere antenne actief afstemt op het zintuiglijke.
In de witte ruimtes van zijn meest geëxplodeerde foto’s fungeert de grond als de gelijktijdige zetel van zowel aspiratie als futiliteit. Na een eerste schrobbeurt worden de penseelstreken achtergelaten om te hangen en te hechten, vaak met de winderige kracht van een antithetische beweging, waarbij het communicatieve nooit wordt overgeleverd aan de sirene van het illusionisme. Een werk wordt afgesloten en terzijde gelegd wanneer het een toestand bereikt waarin een extra markering eerder dreigt te interpreteren dan te evoceren.
In zijn geheel functioneert The Miracle to Believe als een parabel, die van links naar rechts loopt langs stations van confrontatie, rouw, vergeving en uiteindelijke bevrijding.
Dit zijn de werken van een zwerver, een acoliet van schaarste en vrijheid, zonovergoten en met strohoeden, niet in staat om zijn chroma te transcriberen met iets anders dan de lichtheid van plein-air, zelfs als het gemaakt is in de kleinste kamers zonder raam.
Tekst geschreven door Kye Christensen-Knowles