De werken op papier van Erik Mattijssen en sculpturen van Tim Breukers in deze tentoonstelling laten zien hoe je op een grootse manier intieme verhalen kunt vertellen. Vanuit het persoonlijke, beelden hun werken universele emoties uit.
In de sculpturen van Tim Breukers (NL, 1985) vinden leven en kunst elkaar. Belangrijke rollen zijn weggelegd voor schaal, humor, verhaal en sculpturale technieken versus onhandige oplossingen. Zaken als zijn dochter, samenwerken in kleiateliers en de buurt waar hij woont, beïnvloeden het proces en de onderwerpkeuze van zijn werk.
Kijkdozen vormden het uitgangspunt voor de serie werken die Breukers in de galerie laat zien. Het werden kijkvazen, de vorm baseerde hij op de tweederde wijnvaten met een olijfboom erin die hij zag op het Beukenplein in Amsterdam. Het draaien van de gigantische vazen deed de kunstenaar samen met Norman Trapman, een keramiekexpert met een idyllisch atelier buiten Amsterdam:
“Op het moment dat hij gaat draaien, ben ik nog zachter dan de klei. Wow, dit is zo mooi, roep ik. Norman vraagt, moet het nog iets meer naar buiten? “Ik weet het niet, ik vind het zo mooi.”” Tim Breukers
Het eerste verhaal dat in een van de kijkvazen terechtkwam diende zich aan op het moment dat Norman aan het draaien was. Breukers zag hem zitten met z’n ellebogen in z’n zij, terwijl hij met zijn hoofd over de vaas heen kijkt en vond hem op een bidsprinkhaan lijken. Dus boetseerde hij een bidsprinkhaan in een van de vazen, die wil weten hoe het is om mens te zijn, door menselijke ambachten uit te voeren. De titel van de vaas ontstond toen Breukers de Engelse term voor Bidspinkraan zag: Mantis. Waarmee hij een mooi kofferwoord kon maken: Norman + Mantis = Normantis.
In totaal maakte hij acht vazen, waarvan er vier in de galerie te zien zijn. Ze zijn gevuld met een knikkerbaan, zijn slapende dochter of een binnenwand van touw. Ze worden gepresenteerd op keramische sokkels, die versmelten met hun last.
Ook voor Erik Mattijssen (NL, 1957) is het persoonlijke het uitgangspunt voor kunstwerken met een universele betekenis en aantrekkingskracht. In deze tentoonstelling is zijn meest monumentale werk tot op heden te zien, het werk Winterstalling, dat een draaimolen in ruste voorstelt.
De kunstenaar houdt van draaimolens, de objecten zelf, maar net zo goed hoe mensen zich ertoe verhouden. Als kind bezocht hij de Efteling waar de uitbundige, feestelijke stoomcarrousel zijn hart stal. Met zijn neefje bezoekt hij nog steeds de Efteling en de stoomcarroussel blijft favoriet. Na een rondje op het varken kijken ze van een afstandje toe hoe mensen naar de molen toe getrokken worden en veranderen als ze erop zitten.
Mattijssen begon een zoektocht naar draaimolens. In Düsseldorf zag hij er een die voor de nacht afgesloten was, met gestreept zeildoek. Daar ontstond het idee van de winterstalling waarin de dieren in ruste zijn, voor ze weer verder moeten. In zijn werk vertellen objecten de verhalen van de afwezige mensen. Een gesloten draaimolen roept nostalgische gevoelens op, jeugdherinneringen of tijden waarin geluk zo simpel was als een rondje in een draaimolen. Het is niet moeilijk in de draaimolen een metafoor voor de cyclus van het leven te zien.
Het persoonlijke leven valt bij Mattijssen samen met zijn werk, net als bij Breukers, zowel in belangstelling als in de wijze van werken. Voor deze tentoonstelling werkte Mattijssen verder aan enkele draaimolendieren. Als opmaat naar nieuw werk doet hij graag wat hij het fijnst vindt: trommels schilderen, dit keer. Wat ooit begon met de Blechtrommel uit Berlijn gebaseerd op het beroemde boek van Günter Grass en de film, heeft geleid tot een grote verzameling: van Marching Bands uit Ierland tot kleine speelgoedtrommeltjes voor kinderen. Enkele trommels worden naast de Winterstalling gepresenteerd. Net als de ronde vazen van Norman Trapman Breukers zo zacht als klei maken, blijft Mattijssen aangetrokken tot de ovalen vorm van de trommels. We wachten in spanning af wat er hierna uit zijn handen zal komen.